De cellen van planten zijn gevoelig voor zwaartekracht:
De kieming begint met de opname van water, imbibitie genoemd. Hierdoor zwellen de kiemlobben op. Het worteltje komt door de kiemopening (mikropyle) (op de foto zit in het midden de ovale navel; boven de navel zit de kiemopening en onder de navel de plaats waar de vaatbundel eindigt, chalaza genoemd) naar buiten en groeit naar beneden, met de zwaartekracht (positieve gravitropie genoemd) mee (op de foto met het kiemworteltje is de boon ter vergelijking met de eerder gemaakte foto een kwartslag gedraaid). De kiemwortel groeit, afhankelijk van de plantensoort, meer of minder uit tot een hoofdwortel. Aan de hoofdwortel worden de zijwortels gevormd.
Het stengelstuk onder de zaadlobben groeit naar boven, tegen de zwaartekracht in (negatieve gravitropie genoemd). Hoe dieper de boon in de grond zit des te langer wordt het stengelstuk. Dit wordt etiolementsgroei genoemd.
Of een plant de zwaartekracht wel of niet nodig heeft voor zijn ontwikkeling is in april 2004 door astronaut André Kuipers op zijn vlucht in de ruimte aan raketslazaadjes (Rucola of Eruca sativa) onderzocht. Op 26 april 2004 is bekend geworden dat de kiemplantjes alle kanten opgroeiden, dus de zwaartekracht nodig hebben voor het bepalen van de groeirichting.