Bij een burgerarrest geldt ook het proportionaliteitsbeginsel (twee keer woordwaarde). Als burger mag je dus een ander aanhouden als deze een misdrijf heeft gepleegd en hem/haar met gepast geweld het weglopen beletten in afwachting van de overdracht aan bevoegde opsporingsambtenaren. Je mag de verdachte vasthouden of op ander manieren het vluchten beletten. De verdachte dient gevolg te geven aan de vorderingen die de burger die het burgerarrest uitvoert hem oplegt en mag zich niet onttrekken aan het arrest. Doet hij dat wel dan mogen meer middelen ingezet worden met in achtneming van het proportonaliteitsbeginsel. Je kunt iemand dan bijvoorbeeld opsluiten, tegen de grond werken, vasthouden en mogelijk zelfs vastbinden. Wel dient steeds de nodige voorzichtigheid in acht genomen te worden dat het toegepaste geweld in relatie staat tot het gepleegde verzet van verdachte. Daarnaast rust altijd de verantwoordelijkheid voor diegene wiens vrijheid beperkt is bij diegene die hem de vrijheid beneemt.
De handeling moet ook in verhouding staan tot het strafbare feit terzake waarvan de aanhouding plaatsvindt. Naarmate de ernst van het strafbare feit geringer is, is eerder sprake van disproportioneel geweld.
In feite is er geen concreet antwoord mogelijk op de vraag of een burger in het algemeen handboeien mag gebruiken bij een burgeraanhouding. Telkens moet op basis van de omstandigheden van het geval worden geoordeeld of het gebruik voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Wordt daar niet aan voldaan, dan is sprake van een strafbaar feit (dwang in de zin van artikel 284 WvSr). De officier van justitie zou dan kunnen besluiten om een vervolging in te stellen.
- Bronnen:
-
infopolitie.nl