In de prehistorie was er geen geld, de mensen ruilden datgene waar zij teveel van hadden tegen iets waar ze tekort in hadden, bijvoorbeeld een koe tegen tarwe of een everzwijn tegen een varken. Iedereen had zijn specialiteit, de één bakte veel brood, de ander smeedde ijzer.
In andere delen in de wereld werden heel andere ruilmiddelen gebruikt, waaronder bijvoorbeeld schelpen, ivoor of zout, vogelveren, enorme ronde stenen en zelfs menselijke schedels !
munt en papiergeld
Geld is, net als bijvoorbeeld het woord vergelding, verwant
aan "goud" en van dat woord is het " geld" afgeleid.
In tempels, paleizen en kerken werd vroeger vaak goud aangetroffen, de armere mensen die er veel waren in die tijd hadden niks aan goud als waardemeter
en ruilmiddel. Als mensen goud in hun bezit hadden
dan diende dit dus vooral als amulet, offergave of sieraad.
Pas in een later stadium ontdekken mensen dat dit goud een uitstekend middel is om verschillen in waarde uit te drukken.
In de middeleeuwen werd een volgende ontwikkelingsstap gedaan.
Het goud was namelijk wel gemakkelijk als een ruilmiddel te gebruiken, maar het
kon helaas ook makkelijk geroofd worden. Italiaanse kooplieden kwamen voor het eerst
op de gedachte goudroof te voorkomen door in de plaats van goud een waardepapier mee
te geven waarop stond, dat de bezitter van het papier, gerechtigd was tegen inlevering
van dit waardepapier bij een "medebankier" of "collega" de tegenwaarde in goud weer in
ontvangst te nemen. De Bankiers
incasseerden uiteraard een bewaarvergoeding en een premie voor hun risico. De "waardepapieren" verrekenden zij onderling.
Goudtransporten waren op deze manier niet langer op grote schaal nodig.
Dit systeem werkte zo goed, dat de handelaren al snel niet
meer naar de plaatselijke bankier gingen om hun waardepapier in goud om te zetten,
maar de waardepapieren zelf als betaalmiddel gingen gebruiken. Hier ontstaat dus de eerste vorm van papiergeld. In die tijd was het geld nog geheel waardevast, van waardevermindering (inflatie) had men nog niet gehoord.