Wat heeft druivensuiker te maken met druiven?

Druivensuiker is de "volksnaam" voor dextrose (of glucose, maar hierover even verder), een monosaccharide die natuurlijk voorkomt in vrijwel alle soorten fruit, en ook in ons bloed zit. Met name in druiven zit er veel dextrose, en druiven smaken ook heel zoet, vandaar dat in het Nederlands dextrose in relatie wordt gebracht met de druif.
In een paar andere talen is dat ook het geval ("Traubenzucker" in het Duits, "grape sugar" in het Engels), maar lang niet in alle talen.


Dextrose wordt ook vaak aangeduid als glucose, en hoewel dat niet helemaal incorrect is, is ook niet helemaal juist. Glucose is de verzamelnaam voor de L-glucose en de D-glucose, precies dezelfde molecuul, maar dan met de atomen in een andere positie, waardoor de zogenaamde "isomeren" ontstaan. Van de 4 mogelijke isomeren van glucose is de α-D-glucose de natuurlijke vorm die je vindt in planten en dieren.
Het is ook prima om druivensuiker als "glucose" aan te duiden, maar dan is het ook goed om te weten dat je dan meestal bedoelt α-D-glucose, oftewel dextrose.

Druivensuiker wordt niet gewonnen uit druiven (veel te dure grondstof), maar uit zetmeel, in de regel afkomstig van maïs of andere granen. Met behulp van enzymen wordt de zetmeel afgebroken tot de basis bouwsteentjes, en dat is dus... druivensuiker!
Een beetje gek, maar de volgende keer dat je druivensuiker koopt (of glucose of dextrose of invertase), dan weet je dat dit niets met druiven te maken heeft.