Hoe korter de draad, des te sneller de slinger loopt, want de slingertijd is recht evenredig met de vierkantswortel uit de slingerlengte. Een slinger van 1 meter lengte maakt twee slingeringen tegen één van een slinger van 4 meter lengte. Dat de slingertijd onafhankelijk is van de doorlopen boog moet Huygens op het denkbeeld gebracht hebben, de slingerbeweging als tijdmaat te gebruiken.
Brengt men dus bij twee even lange slingers de ene twee graden, de andere vier graden uit de evenwichtsstand, dan zullen zij toch hun slingerbewegingen in gelijke tijden volbrengen. Maar de tweede legt een weg af die tweemaal zo groot is als de eerste. Door dit zogenaamde isochronisme is het slingeruurwerk een voortreffelijk tijdmeter geworden.