De kern van de aarde is vast en van ijzer. De buitenkant van de aarde, de mantel, is waar wij op leven, de aardkorst, opnieuw vast. Daartussen zit een vloeibaar of plastisch goedje, magma, dat met enige regelmaat via vulkanen naar buiten komt en dan lava heet. De plasticiteit van magma is ontstaan bij het ontstaan van de aarde zelf.
Toen de aarde zich aan het vormen was, door inslag op inslag en door haar toenemende eigen aantrekkingskracht, zorgde wrijving er voor dat de hele bol vloeibaar bleef. In de loop van miljarden jaren koelde de buitenkant af, zoals er een vlies op gekookte melk ontstaat en ijs op een meer. De binnenkant is echter nog helemaal niet afgekoeld en blijft dus in beweging en vloeibaar. Het zal nog wel even duren voor de aarde al haar warmte kwijt is en ze volkomen vast is. Dat moment maken wij niet meer mee en dat is maar goed ook, schat ik zo in.
Er is dus geen sprake van vuur in het binnenste van de aarde. Er is sprake van grote hitte die is ontstaan door wrijving en door het samentrekken van materie. Het vuur ontstaat pas bij het uitbreken van het magma, inderdaad als er zuurstof bij komt door blootstelling aan de atmosfeer.