Je kunt hier vrij moeilijk over doen met relativiteitstheorieën. Maar je kunt het ook simpel uitleggen:
Als je kijkt naar andere sterrenstelsels in het universum, dan kun je met een speciale techniek zien dat al die sterrenstelsel weg van elkaar bewegen. Oftewel, het hele universum wordt groter. Als je de tijd terugspoelt, zul je zien dat het hele universum kleiner wordt. Dat kleiner worden blijft maar doorgaan totdat alles in één punt zit. Als je de tijd dan weer vooruitspoelt, heb je een oerknal. Dat is de simpele uitleg, uiteraard speelt zich nog veel meer af, zoals het vormen van atomen, maar dat is irrelevant voor je vraag.
Extra uitleg:
De manier waarop ze kunnen zien dat alles beweegt heet roodverschuiving, het is een variant op het doppler-effect. Het doppler-effect werkt als volgt: geluid gaat altijd met een constante snelheid, en bestaat uit golven. Als een voorwerp naar je toe beweegt terwijl het geluid maakt, worden die golven op elkaar gedrukt. Het geluid gaat immers niet harder, maar het object wel. Je krijgt dus opeengedrukte golven, waarvan de golflengte kleiner is. Doordat de golflengte verandert, verandert ook de toonhoogte van het geluid, en dit werkt uiteraard ook als je een object van je af laat bewegen. Bij licht werkt het ongeveer hetzelfde. Want het vreemde van licht, is dat het zowel een deeltje, als een golf is. Het is een foton, maar het heeft wel golflengtes. Als een lichtbron zeer snel naar je toe beweegt, verandert ook de golflengte van dat licht, omdat licht ook altijd met een constante snelheid beweegt. De golven worden dus weer opeengedrukt, en dus wordt de golflengte kleiner. Rood heeft een golflengte van ongeveer 380 nanometer. En violet heeft een golflengte van ongeveer 800 nanometer. Alles daartussen is wat wij met onze ogen kunnen zien. Als je de golflengte van dat licht verlaagt, gaat het dus richting rood. Dit gebeurt als iets snel naar je toe beweegt. Maar als iets snel bij je weg beweegt verlengt de golflengte. Alles wordt dus meer richting violet. Bij vrijwel alle andere sterrenstelsels (er zijn uitzonderingen zoals Andromeda) zien we dat ze een paarse/violet-achtige tint hebben. Hieruit kun je dus concluderen dat alles bij elkaar weg beweegt, en dus heeft alles ooit in één punt gezeten.