de benaming word veel gebruikt in de honden shows.
Het betekend dat de hond een bol voorhoofd heeft met meestal wat uitpuilende ogen. Bij dwergrassen wil dit vaak ongewenste koptype wel eens optreden.
Een hond kan drie soorten schedels hebben:
Metacefaal: De breedte en de lengte van het hoofd verhouden zich normaal. Honden met een metacefale verhouding zijn de Golden retriever, de Duitse herder en de Berner sennenhond.
Brachicefaal: De hond heeft een korte, bijna afwezige snuit, bij een breed hoofd en een ronde scheden. Honden met een brachicefale verhouding zijn de Shi Tzu, de King Charles-spaniël en de Bostonterriër.
Dolichocefaal: De hond heeft een lang, smal hoofd met een bijna afwezige stop. Honden met een dolichocefale verhouding zijn de Barzo, Saluki en Afghaanse windhond.
Naast deze basale driedeling, kan een hond de volgende hoofden hebben:
Appelhoofd: Gewelfd en rond zoals bij de chihuahua en Tibetaanse spaniël.
Evenredig: Een evenlange schedel en voorsnuit zoals bij de Springerspaniël
Geblokt: Een vierkant hoofd zoals bij de Amerikaanse bulterriër en bij de Staffordshire-bulterriër.
Droog: Zonder huidplooien en uitstekende botten of spiermassa's, zoals bij de Golden retriever.
Eivormig: Krachtig, diep hoofd met een gewelfde neus zoals bij de Bulterriër.
Vosachtig: een spitse, korte snuit met puntige oren zoals bij de Japanse spits en Shiba.
Otter: een brede, vlakke schedel en een korte sterke voorsnuit zoals een Borderterriër.
Peervormig: Smalle, ronde schedel, smal toelopende kaken en het uitblijven van een stop, zoals bij de Bedlington terriër.
Rechthoekig: Een licht gewelfd hoofd dat van de ogen naar de oren toe licht versmald, zoals bij de West Highland white terriër.
mvg