Dat ging vooral door het horen van getuigen.
En voor de rest keek men niet zo nauw, zeker niet als het om arme burgers om lijfeigenen ging: maakte niks uit als iemand onterecht bestraft werd.
Elke stad had zijn eigen wetten en een rechtbank waarin schout en schepenen bepaalden of iemand schuldig was. Er bestonden twee types van rechtbanken: de gewone en de gespecialiseerde. De gewone rechtbanken hielden zich bezig met de burgerlijke en strafrechtelijke zaken in dorpen en steden. De gespecialiseerde rechtbanken oordeelden over specifieke overtredingen of over welbepaalde bevolkingsgroepen. De voorzitter van de rechtsbank, schout of baljuw genoemd, had als taak de misdadigers te ondervragen, bewijzen van schuld te verzamelen, getuigen te horen