De gemiddelde vrouw heeft er meer tijd voor dan de gemiddelde man. De gemiddelde man maakt namelijk langere werkweken.
De gemiddelde vrouw heeft er ook meer tijd voor óver. Het voelt fijn.
Het is speculatief, maar het lijkt erop dat dit zo geëvolueerd is. Mannen moesten jagen, of oorlogvoeren. Ze moesten de nederzetting uit, de gevaarlijke omgeving in. Daarbij is het vooral van belang wat er wérkelijk aan de hand is. Je móet weten of er een luipaard in die boom zit, je móet weten wat dat everzwijn zal doen zodra het doorheeft dat jij hem als maaltijd ziet.
Vrouwen bleven thuis in de nederzetting. Hun grootste belang was de stabiliteit van dat thuis. Men moest het met elkaar eens zijn, allemaal op dezelfde lijn zitten. Ruzie was funest voor de overlevingskansen van het dorp.
Daarom moest er vooral veel worden gecommuniceerd. Dat houdt de groep bijeen.
De werkelijke wereld was daarbij van minder belang. Daar zorgden de mannen wel voor. Als iedereen maar een goed gevoel heeft, dan is de stabiliteit van de gemeenschap gewaarborgd.
Voor vrouwen is het dus nuttiger te geloven in maakt-niet-uit-wat, zolang de anderen daar ook in geloven. Heel anders dan bij de mannen, die met luipaarden en everzwijnen te maken hadden.
Het chatten is een uiting van die oeroude behoefte om vooral veel te communiceren, om de groep bijeen te houden. Dat communiceren vóélt goed, en alles wat goed voelt, ís ook goed.
Kort samengevat: oeroud groepsinstinct.