Oude molens hebben vier wieken en moderne windmolens drie.
Toegevoegd na 3 minuten:
Een turbine met drie rotorbladen komt heel dicht bij de aerodynamisch perfecte ‘molen’, waarmee bijna alle praktisch beschikbare energie uit de wind onttrokken kan worden.
Bij een windturbine draait alles om het bereiken van een aerodynamisch optimaal punt, waarbij zoveel mogelijk beweging uit wind wordt omgezet in elektrische energie. Dat gebeurt door de wind langs een aerodynamisch gevormd rotorblad te leiden. En om dit zo efficiënt mogelijk te kunnen, dient de rotor op een zo’n optimaal mogelijke snelheid te draaien.
Een rotorblad heeft een bolle en een vlakke of holle kant. Tijdens het draaien ontstaat er aan de bolle kant een onderdruk ten opzichte van de holle kant. Dit geeft de propeller trekkracht. Bijkomend fenomeen is dat er áchter de rotorbladen een zekere werveling ontstaat, die erger wordt naarmate de trekkracht toeneemt. Als het volgende rotorblad in deze werveling zou komen, zou de trekkracht daarachter onmiddellijk wegvallen en de turbine tot stilstand komen.
Om dit ‘probleem’ op te lossen wordt de stand van de rotorbladen en daarmee de draaisnelheid zo ingesteld, dat de werveling níet in het volgende rotorblad komt. Vandaar dat ook opgaat: hoe meer rotorbladen of wieken, hoe langzamer een molen of turbine van hetzelfde vermogen draait.
Ouderwetse windmolens hebben vier wieken, omdat men vroeger – door technische beperkingen – simpelweg niet in staat was het anders te doen. Men gebruikte gewoon twee gekruiste balken, in het midden bijeen gebracht door één as. Zo bleef de molen meteen ook perfect in balans. Die technische beperking hebben we niet meer. Daarnaast levert een vierde rotorblad praktisch geen extra rendement op én brengt ‘ie meer productie- en materiaalkosten met zich mee.
- Bronnen:
-
http://www.corporate.siemens.nl/nl/pers-ni...
-
https://www.startpagina.nl/v/kunst-cultuur...