Het is een z.g. scheepje. De misdienaar hield dat vast met twee handen, met de opening naar links. De priester schepte er met een lepel, die bij het scheepje hoort, een paar schepjes wierookkorrels uit en strooide die op het vuur in het wierooksvat. Het wierooksvat werd vastgehouden door een andere misdienaar. Het vasthouden van het wierooksvat stond in hoger aanzien dan het vasthouden van het scheepje.