Wanneer gebruik je de of het voor een woord?

"De" gebruik je bij:
- Meervouden (de appels, de jassen)
- Beroepen (de bakker, de bankier)
- Voor groente, fruit, bomen, planten (de bloemkool, de berk)
- Namen van bergen en rivieren (de Maas, de Alpen)
- Woorden op: -ing / -ie / -ij / -heid / -teit / -a / -nis / -st / -schap / -de / -te (De samenleving, de kennis, de winst)

"Het" gebruik je bij:
- Verkleinwoorden (het autootje)
- Woorden met 2 lettergrepen die starten met: be- / ge- / ver- / ont- (het begrip, het verlies, het verhaal)
- Namen van talen (het Nederlands, het Italiaans)
- Namen van metalen (het ijzer, het koper)
- Woorden die eindigen op -isme / -ment (het Boeddhisme, het moment)

Woorden hebben een taalkundig geslacht. Dat is mannelijk, vrouwelijk, of onzijdig.

Voor taalkundig mannelijke woorden gebruik je "de".
Voor taalkundig vrouwelijke woorden gebruik je ook "de".
Voor taalkundig onzijdige woorden gebruik je altijd "het".
Voor verkleinwoorden (zoals meisje, huisje, boekje) gebruik je altijd "het".

Over het algemeen geldt dat je het geslacht van woorden zal moeten leren. Dat kan door het daadwerkelijk te leren en te onthouden, maar het kan ook door veel te lezen. Niet op internetforums of in simpele huis-aan-huisbladen of reclamefolders, maar in kranten van goede kwaliteit en boeken die goed zijn gecontroleerd op taalfouten. Praat ook veel met mensen die van origine uit Nederland komen, zo raad ik je aan. Die gebruiken over het algemeen zelden het verkeerde lidwoord.

Op een website als https://onzetaal.nl/taaladvies/mannelijk-vrouwelijk-woord vind je een aantal regels die je kan gebruiken bij het onthouden van het taalkundig geslacht van een woord. Er zijn dus wel een paar algemene regels, maar daar zijn soms weer uitzonderingen op.