Waarom trokken in de gouden eeuw, kooplieden en kunstenaars vanuit Antwerpen naar Nederland?

Dat heeft inderdaad te maken met de oorlog.
Toen in 1585 Antwerpen, de belangrijkste havenstad van Europa, in handen van de Spaanse koning viel, trokken rijke Zuid-Nederlandse kooplieden massaal naar het noorden. Door het afsluiten van de haven was Antwerpen een waardeloze handelsstad geworden.
In hun kielzog volgden de Vlaamse geschoolde ambachtslieden, kunstenaars en intellectuelen. Amsterdam werd een smeltkroes van culturen: in 1600 was een op de drie Amsterdammers immigrant.

In 1590 was er nog een incident dat de handel in Amsterdam bevorderde. Dat was de Europese crisis. Hierdoor ontstond er een snelle toename van de graanhandel. In deze periode stegen ook de lonen erg snel. De haven van Amsterdam kreeg de functie van stapelplaats. Dit hield in dat goederen uit alle windstreken werden aangevoerd en in Amsterdam werden opgeslagen. Vervolgens werden ze verhandeld en weer uitgevoerd. De Hollanders verhandelden bijna alles zelf en werden daarom de ‘vrachtvaarders van Europa’ genoemd. Door de scheepvaart en de handel ging het ook goed met de nijverheid. Er ontstonden overal bedrijven, zoals koffiebranderijen, spinnerijen of tabaksbedrijven. Deze bedrijven bewerkten de ingevoerde producten.