De gemiddelde Nederlander krijgt maar 20 gram vezels per dag binnen. Dit is de helft van wat je per dag nodig
hebt.
Je hebt twee soorten vezels; oplosbare en niet oplosbare.
Oplosbare vezels ontlenen hun naam aan het feit dat ze oplosbaar zijn in water. Zij slorpen dus in de darmen een grote hoeveelheid water op, wat de darminhoud doet toenemen en hem een stroperige consistentie geeft. Deze vezels vertragen de lediging van de maag maar versnellen de doortocht door de darm. We vinden ze vooral in haver, gerst, droge groenten (bonen, kikkererwten, linzen), gedroogde vruchten (pruimen, vijgen, abrikozen, dadels...), fruit (aalbessen, frambozen, bessen, peren en ongeschilde appels...), groenten (spruiten, erwtjes, knolselder, broccoli, wortelen, kervel, ui, prinsessenboontjes).
Niet-oplosbare vezels bevatten grote hoeveelheden water, wat het gewicht van de stoelgang en de kneedbaarheid verhoogt. Ze vormen een zeer goede remedie tegen constipatie.
Onoplosbare vezels vinden we terug in tarwezemelen, volle granen, graanmengelingen en volkorenproducten.
Als je nagaat dat een appel maar 2,3 gram vezels bevat en een snee meergranenbrood 1,9 gram, dan weet je hoeveel je moet eten om aan 40 gram per dag te komen.