Een macht komt van het werkwoord 'machtsverheffen' en geeft aan het aantal keren dat je een getal met zichzelf moet vermenigvuldigen. Vaak staat er dat je een getal een X-aantal keer met zichzelf moet vermenigvuldigen. De onbekende staat dan in de macht. We noemen X dan een exponent en bijvoorbeeld de functie f(x) = 3^x een exponentiële functie. Soms staat (x + 2) in de macht, bijvoorbeeld G^(x + 2): dan noemen we (x +2) een exponent. Veel verschil is er niet, maar als het om een onbekende macht gaat noemen we die een 'exponent'.