Eerdere antwoorden waren bijna goed.
Dat je dichterbij de zon komt maakt niet uit - wat zijn nou een paar schamele kilometertjes op de 150000000 kilometer die ons van de zon scheiden?
Dat de zon niet de lucht, maar de aardbodem verwarmt, en dat de aardbodem de lucht erboven verwarmt, klopt. Toch is het op de Tibetaanse hoogvlakte veel kouder dan in onze polder, ook als je op dezelfde hoogte boven de aardbodem meet.
De oorzaak van dit verschil is adiabatische expansie.
Het komt erop neer dat lucht die uitzet afkoelt, en lucht die wordt samengeperst opwarmt. Dat kun je proberen met een fietspomp: gaatje goed dichthouden, dan proberen te pompen, zo hard dat er nog net geen lucht ontsnapt. De lucht in de pomp is dan flink samengeperst. En voel maar: de pomp wordt warm. Dat komt door de warmte van de samengeperste lucht.
Andere kant op: neem een koolzuurblusser. Daarin zit vloeibaar kooldioxide. Als je sterk bent, kun je met zo'n blusser schudden, dan voel je dat er vloeistof in zit. Maar ga je blussen, dan komt er vaste stof uit - koolzuursneeuw. De vloeibare kooldioxide wordt vast doordat het afkoelt. En het koelt af doordat de vloeibare kooldioxide, die onder hoge druk staat, plotseling teruggaat naar normale atmosferische druk bij het verlaten van de blusser.
Dus samenpersen geeft opwarming, uitzetten geeft afkoeling.
Door de zwaartekracht wordt de lucht naar beneden getrokken. Op zeeniveau zit er boven ons flink wat lucht. Die lucht drukt op alle lucht daaronder; daardoor is de luchtdruk op zeeniveau relatief hoog.
Hoog in de bergen heb je flink wat minder lucht boven je. Er drukt dus minder lucht op de lucht net boven de Tibetaanse hoogvlakte. Daardoor is de luchtdruk op die hoogvlakte, of op elke berg, veel lager.
Ga je van beneden naar boven, dan neemt de druk dus af. De voorbeelden van hierboven laten zien, dat dan de temperatuur lager wordt.