De bewegingen van landdieren zijn vaak een verticale golfbeweging, omdat dat op land erg efficient is (zoals een haas, hermelijn of een cheetah rent.). Dieren die later weer terugkeerden naar de zee namen waarschijnlijk die verticale golfbeweging weer over (zoals wij vlinderslag zwemmen).
De heel primitieve embryos zoals vis- en amfibielarven hebben nog een horizontale golfbeweging, die in het water efficient is en ook te maken heeft met de ogen en gekruiste zenuwen. Als het linkeroog iets waarneemt gaat de rechterkant van de vislarve extra samentrekken en de vislarve buigt af naar rechts om te voorkomen dat hij opgegeten wordt of om een obstakel te vermijden. Ook hagedissen en volwassen salamanders lopen nog via zo een horizontale golfbeweging. Pas toen de poten recht onder het lichaam kwamen zijn de rugbewegingen ook verticaal geworden.
Als dat soort landdieren weer het water opzoeken, dan blijven ze dezelfde verticale bewegingen uitvoeren. Het ontstaan van een horizontale staartvin is dan een natuurlijk evolutionair uitvloeisel van de verticale beweging. Hoe groter het horizontale vlak, hoe efficienter de zwembeweging.