In de 19e en 20e eeuw hadden veel grotere steden een gasfabriek:
In een gasfabriek werd steenkool verhit in een zuurstofloze omgeving; bij die verhitting ontstaat een mengsel van diverse brandbare gassen, waaronder koolmonoxide, waterstofgas en methaan. Dit heette stadsgas of lichtgas. Dit stadsgas werd opgeslagen in grote gashouders (in Nederland vrijwel overal verdwenen maar in veel andere landen zie je ze nog, of de ruïnes ervan).
Stadsgas werd gebruikt voor verlichting (gaslampen) en voor koken/verwarmen, zoals we nu aardgas gebruiken; het werd ook op dezelfde manier verdeeld als het latere aardgas; via leidingen. Sterker nog, Nederland kon zo snel omschakelen op aardgas, omdat de infrastructuur er grotendeels al lag voor stadsgas.
- Bronnen:
-
https://nl.wikipedia.org/wiki/Gashouder
-
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lichtgas