Reactievergelijking: mag ik de coëfficiënt verdubbelen of delen?

Wat voor coëfficiënten bedoel je?

Geef eens een voorbeeld.

Misschien bedoel je de aantallen die je voor de reagerende stoffen zet? Bijvoorbeeld de tweeën voor H2O en H2 en de denkbeeldige 1 voor O2 in de volgende vergelijking:
2H2O => 2H2 + O2 Die mag je praktisch gezien naar believen vermenigvuldigen of delen mits je ze allemaal maar met eenzelfde getal vermenigvuldigt. (dus ook links en rechts van de reactiepijl). De werkafspraak is echter dat we in de standaardnotatie deze getallen zo klein mogelijk maken, maar waarbij ze allemaal nog wel gehele getallen vormen.

Een vorbeeld: (2)H2 + O2 =======> (2)H2O De tweetjes die tussen haakjes staan zijn de coëfficiënten die ik in mijn vraag bedoel. En zo heb ik, in dit geval, evenveel atomen zowel in begin als na de reactie. Nu komt mijn vraag nogmaals: waarom moet ik de vergelijking zo klein mogelijk opschrijven terwijl ik de tweetjes die je in de vergelijking ziet kan verdubbelen, want ook als ik het verdubbel is het alsnog goed, maar de enige verschill is dat ik gewoon een 2 voor de O atoom moet zetten die voor de reactie staat:
(4)H2 + (2)O2 ======> (4)H2O

zo klein mogelijk opschrijven is puur een afspraak die chemici gemaakt hebben. Anders wordt het zo onoverzichtelijk. Dit soort reacties verlopen altijd per duizenden / miljoenen / miljarden. Maar de afspraak is nu eenmaal dat de essentie van de reactie wordt opgeschreven en dat is met zo klein mogeljke coefficienten.

Ok maar mijn docent zei: '' je mag de coëfficiënten wel verdubbelen en delen als het kan, maar er vindt dan geen reactie plaats. Dus een reactie treedt alleen op als de klein mogelijke hoeveelheid er aanwezig is in het product van voor en na de reactie.'' Maar ik snap dus niet waarom er alleen een reactie plaatsvindt als de klein hoeveelheid er aanwezig is en niet bv. het dubbelen.

Wat opgeschreven wordt, is de minimale hoeveelheid die nodig is om de reactie te laten verlopen. Als je 2x zo veel hebt (van alles, dus als de verhouding hetzelfde is) zal de reactie echt wel verlopen. Meestal wordt er gesproken over mol (hoeveelheid, net zoals dozijn). 2 mol waterstof + 1 mol zuurstof geeft 2 mol water. Voor het idee: 1 mol = 6,022 14 × 10^23 deeltje! Dozijn is 12,
Gros is 144
1 mol is 60 221 412 900 000 000 000 000 deeltjes! Dus als er gerekend wordt hebben we het over een miljard x miljard x miljoen deeltjes. Dus die reactie verloopt wel. Als dat inderdaad is wat de docent gezegd heeft (en er geen toevoegingen waren), dan heeft hij ongelijk. De hele industrie is er op gebasseerd dat men de verhoudingen weet en dan lekker veel bij elkaar mikt. Dan heb je namelijk heel veel product. Dat is wellicht een vraag die je kan stellen om te kijken of de docent misschien iets anders bedoelde (docenten zijn ook net mensen, die kunnen ook wel eens foutjes maken).
"als de reactie niet verloopt als je alles met 2 of meer vermenigvuldigt, hoe wordt een opschaling in een fabriek dan gedaan?" Opschalen is het vergroten van je hoeveelheden / productie.

Ok tot zo ver snap ik het, maar als ik de reactievergelijking (2)N2 + (5)O2 + (2)H2O ===> (4)HNO3 heb, kan ik die dan verdubbelen en delen kan dat in dit geval niet? Zo niet waarom? (nummers tussenhaakjes zijn de coëfficiënten)