Kalium in het dagelijkse leven klinkt als dat je het ergens voor je auto gebruikt, of bij het koffie zetten.
Kalium wordt in het lichaam o.a. gebruikt om cellen een negatieve inwendige spanning te geven. Met name zenuwcellen en spiercellen.
Daartoe werken speciale membraaneiwitten als Na-K pomp. Na+ ionen worden naar binnen gepompt, in ruil voor K+ ionen die naar buiten gaan. Aangezien de ladingen gelijk zijn kost dit geen elektrische energie.
In het celmembraan zitten echter kleine "gaatjes", de zogenaamde Na kanalen, waar de Na+ ionen doorheen "lekken", maar de K+ ionen niet omdat die groter zijn.
Daardoor is de binnenkant uiteindelijk ca. 90mV negatief t.o.v. de buitenkant.
Als een zenuwcel voldoende geprikkeld wordt, worden grotere kanalen open gezet, zodat K en Na vrij terug kunnen stromen, hetgeen een positieve depolarisatie golf (de actiepotentiaal) oplevert. Hierdoor worden de blaasjes met transmitterstof (b.v. Acetylchiline) in de synaptische spleet losgelaten, en kunnen zo een volgende zenuwcel activeren.
Om dit alles te kunnen bewerkstelligen hebben we in ons lijf ca. 0,4% Kalium en 0,15% Natrium.
Voor iemand van 80 kg is dat 320 g Kalium en 160 g Natrium.