Het ligt aan het type explosie en de afstand tot de explosie. Bij echte explosieven is de reactiesnelheid door het explosief sneller dan de drukgolf die ontstaat door de gasproductie. In een zeer dunne schil ontstaat een extreem hoge druk, daarachter een onderdruk. Dit wordt een schokgolf genoemd en zorgt voor een totale verbrijzeling van het materiaal. Schokgolven gaan na enige afstand over in drukgolven. Als een drukgolf passeert dan kan iemand omver worden geworpen, een kogel kan door een loop worden geperst, maar het materiaal zelf blijft intact. Bij hoog explosieve stoffen bestaat het materiaal uit desintegrerende instabiele moleculen, bij laagexplosieve stoffen is er een mengsel van stoffen dat reageert, dat proces is wat langzamer, omdat de moleculen op een ander en geschikt molecuul moeten botsen voordat de reactie plaatsvindt. Explosieven als dynamiet en TNt produceren een schokgolf en worden gebruikt in de mijnbouw of bij sloop van gebouwen, hier gaat het erom dat de rotsen of het beton worden vergruisd en dat het effect van de drukgolf (weggeschoten rotsblokken) wordt beperkt. In een geweer wil je juist een drukgolf en geen schokgolf maken en gebruik je kruit.