Je uitgangspunt is verkeerd. De mens is niet uit de aap ontstaan. Dat is niet wat de evolutietheorie zegt.
Jouw andere conclusie, namelijk dat evolutie nog steeds gaande moet zijn, is wel correct.
Evolutie is nog steeds gaande. We zien het om ons heen gebeuren.
Zoals de evolutietheorie voorspelt, gebeurt dat het snelst bij organismen die zich snel voortplanten: bacteriën (en virussen, hoewel dat geen echte organismen zijn). Daar zien we hoe ze veranderen, zich aan passen aan de omgeving. Denk alleen al aan de MRSA-bacterie en de recente nieuwe bacterie die nóg meer resistentie tegen antibiotica heeft opgebouwd.
Ook onder vogels zien we de eerste tekenen van evolutie. Weliswaar veel minder snel dan bij bacteriën, maar dat is dan ook precies zoals de evolutietheorie het voorspelt.
We zien dat van sommige vogelsoorten zich een ondersoort aan het afsplitsen is, die niet meer zo ver naar het zuiden trekt als de hoofdsoort. De ondersoort blijft veel noordelijker hangen, levend van het voedsel dat stadsbewoners ze voeren.
Omdat de nieuwe ondersoort kortere afstanden aflegt, en omdat voor die kortere afstand een andere vleugelvorm handiger is, zien we dat die nieuwe ondersoort een andere vleugelvorm begint te ontwikkelen.
Op dit moment kunnen de hoofdsoort en de ondersoort nog onderling kruisen - het zijn dus nog geen aparte soorten. De evolutietheorie voorspelt dat de beide (onder)soorten langzaamaan verder uit elkaar zullen groeien, tot ze zich op een gegeven moment niet meer onderling kunnen voortplanten. Op dat moment zullen twee losse soorten zijn ontstaan.
Ook bij andere dieren, en bij planten, zien we hetzelfde proces zich afspelen. Bij vissen zijn de nijlcychliden (spelling?) een goed voorbeeld. Daar ontstonden ondersoorten die zich nog wel kruiselings kónden voortplanten, maar dat niet meer deden.