Zet een uitgedroogde kameel een bak met honderd liter water voor en hij slorpt het binnen enkele minuten helemaal op, daarmee zijn watertekort aanvullend. De meeste zoogdieren, inclusief de mens, zouden er dood bij neervallen. De rode bloedcellen knappen bij een snelle wateropname. De kameel kan het aan omdat het water slechts mondjesmaat uit de maag en darmen naar de rest van het lichaam wordt doorgegeven. Bovendien kunnen de rode bloedcellen van kamelen opzwellen tot twee en een half maal hun beginvolume zonder kapot te barsten. Door al deze wonderlijke aanpassingen kan een kameel heel lang zonder water. Hij overbrugt moeiteloos zeventien waterloze dagen in de hete zomer als hij tenminste niet hoeft te werken. Dit, gevoegd bij zijn golvende en sierlijke manier van lopen en het gemak waarmee de kameel zware lasten over grote afstanden vervoert, maakt dat het dier zijn bijnaam 'schip van de woestijn' ruimschoots waarmaakt.
Kamelen volgen met hun kop altijd de zon. Door met de zon mee te draaien, raken de zonnestralen alleen het smalste deel van het lijf en is de warmteopname minimaal. Midden op de dag rusten kamelen, allemaal in dezelfde richting gedraaid, om inspanning te vermijden en zo waterverlies te beperken. Ze kruipen op het heetst van de dag zelfs naar elkaar toe als er nergens een schaduwrijk plekje te vinden is; twee dieren naast elkaar ontvangen minder warmte dan wanneer ze apart zitten. Om tijdens het zitten niet te veel warmte via de brandend hete woestijnbodem op te nemen, beschikken kamelen over dikke eeltplaten op plekken waar het lichaam de grond raakt: op de borst en de poten. De platen beschermen ook tegen verwondingen.
De lijst van aanpassingen lijkt oneindig. De lange poten van de kameel houden zijn hoofd letterlijk koel, want als het op de woestijnbodem zindert van de hitte, is het twee meter hoger zeker 20 graden koeler. Een kop op twee meter hoogte heeft nog meer voordelen; de kameel kan takken van bomen eten waar andere dieren niet bij kunnen en tijdens een niet al te hevige zandstorm suizen de zandkorrels vooral op borsthoogte voorbij. Pas bij hoge windsnelheden warrelt het zand hoger op, dan sluit de kameel zijn neusgaten en komt er een vlies over de ogen dat de oogbol tegen zand en uitdroging beschermt.