Waarom kan een olifant niet springen?

Het gaat niet om het gewicht alleen, maar om de verhouding tussen gewicht, kracht en afstand. Stel een olifant is 10 keer zo groot als een hond (40 cm vs. 4 m), en heeft dezelfde vorm. Klopt niet, maar dit is nog gunstig voor de olifant. Dan is die 10x10x10 = 1000 keer zo zwaar. Om van de grond te komen, moet'ie dus 1000 keer zoveel kracht zetten met z'n poten. Echter, zijn spieren zijn, als oppervlak van de doorsnede, maar 100 keer zo groot (10x10), en ook 10 keer zo lang. Stel de vezels zijn even sterk, dan heeft die olifant 100 keer meer kracht, voor 1000 keer meer gewicht.
Maar het wordt erger: die hond heeft iets aan een sprong van twee meter, een olifant niet. Dat begint pas voordeel te geven bij een meter of zes, de lengte van het dier zelf. Hij moet dus meer snelheid maken in z'n sprong.
Het probleem is, samengevat, dat gewicht evenredig is met de 3e macht van de grootte lineair (immers: hoger, breder en langer), en de kracht van een spier (maar ook pezen en botten) maar met de 2e macht, oftewel het kwadraat. Daarom hebben ze relatief veel dikkere poten dan een hond. Voor staan en lopen is dat al nodig. Die dikke poten wegen natuurlijk extra, waardoor het nog moeilijker wordt. En dan nog het feit dat'ie er zo weinig aan heeft.
De andere kant op werkt het ook: een sprinkhaan springt relatief verder dan het beste springpaard, of een kangoeroe.