Astronoom Carsten Dominik, van de Universiteit van Amsterdam en de Radboud Universiteit Nijmegen, bestudeert de vorming van planeten. „Stel dat je met een tennisracket tegen een bal slaat die niet roteert. Dan is de kans groot dat de bal wel roteert nadat je ertegen hebt geslagen. Meestal raak je de bal zodanig dat hij rond zijn eigen as gaat draaien.”
Tijdens de vorming van ons zonnestelsel – uit een enorme draaiende schijf van gas en stof – stortten rotsklompen van één tot enkele kilometers breed op elkaar. Zo ontstonden de planeten. En als er weer eens een nieuwe rotsklomp op de mini-aarde viel, dan groeide de mini-aarde niet alleen, zij kreegook weer een extra draaiing. Soms hard, soms zacht. Soms de ene kant op, soms de andere. Al die inslagen samen vormden niet alleen de aarde die we nu kennen, maar gaven er ook op een toevallige manier een draaiing aan.
Planeten draaien om hun as en rond hun moederster; planetoïden tuimelen in het rond; sterren hebben uiteenlopende rotatiesnelheden, en zelfs complete sterrenstelsels vertonen een statige rotatie. Waarom draait alles?
In feite is er een puur statistische verklaring. Er zijn enorm veel mogelijkheden waarop een bepaald hemellichaam kan roteren: vrijwel elke combinatie van richting en draaisnelheid is denkbaar. Maar er is maar één mogelijkheid voor een hemellichaam om geen rotatie te vertonen, namelijk wanneer de rotatievector ten opzichte van de rest van het heelal nul is.
Vrijwel alle structuren in het heelal - clusters, sterrenstelsels, sterren, planeten, manen en planetoïden - zijn ooit ontstaan door het samenklonteren van kleinere brokstukken. Die zijn weer gevormd doordat afzonderlijke atomen en moleculen zich samenvoegden. Uiteindelijk is elk hemellichaam dus het resultaat van een opeenhopingsproces van ontelbare kleine deeltjes.
- Bronnen:
-
https://www.trouw.nl/nieuws/waarom-draait-...
-
https://www.allesoversterrenkunde.nl/!/!/s...