De koplampen zijn in de eerste plaats bedacht om te worden gebruikt als landingslichten, bedoeld om in het donker het oppervlak van de landingsbaan te zien vlak voor en tijdens het aan de grond komen, en tijdens het uitrollen en taxiën. En uiteraard ook tijdens het starten in het donker.
Om tijdens bochten op de grond ook te zien waar men naar toe afdraait, zitten er meestal nog meer lampen aan de zijkant van de romp of aan de neuswielpoot, die dan vaak ook nog schuin opzij gericht zijn naar links en rechts.
Dit is dus allemaal om zelf te zien.
Daarnaast is het handig en veilig gebleken om deze lichten ook hoger boven de grond in de wijde omgeving van vliegvelden aan te schakelen. De piloten zien zelf daarmee niet méér dan zonder licht aan, in nevel of in de wolken hebben ze er soms zelf even hinder van, maar ze worden met lichten aan veel gemakkelijker door andere piloten opgemerkt.
Gezien worden dus. Regel in Nederland is bijvoorbeeld om deze witte schijnwerpers aan te hebben zolang het vliegtuig lager vliegt dan ongeveer 3 kilometer hoogte.
Met het oog hierop zijn sommige lichten tegenwoordig juist niet aan het landingsgestel bevestigd, want dan zouden zulke lichten pas ingeschakeld kunnen worden nadat het landingsgestel uitgeklapt is, en zouden ze verder ook meteen uit gaan na de start bij het intrekken van de wielen!