Schijn eens met een zaklamp op de vloer. Als je recht naar beneden schijnt, heeft de lichtvlek een bepaalde oppervlakte. Als je schuin naar beneden schijnt, heeft de lichtvlek een grotere oppervlakte. Hoe schuiner je schijnt, hoe groter de oppervlakte van de lichtvlek - en hoe lager de lichtintensiteit op de vloer.
Dat de lichtintensiteit lager wordt naarmate je schuiner schijnt, komt doordat dezelfde hoeveelheid licht over een groter oppervlak wordt verdeeld.
Zo is het met de zon ook. Boven de evenaar staat de zon hoog aan de hemel. Alsof je met je zaklamp recht naar beneden schijnt. De zonnestraling, en dus de zonnewarmte, verdeelt zich over een klein stukje aardoppervlak.
Hoe meer je in de richting van een pool komt, hoe lager de zon aan de hemel staat. De zon beschijnt het aardoppervlak dus schuin, alsof je met je zaklamp schuin naar beneden schijnt. De zonnestraling, en dus de zonnewarmte, verdeelt zich over een groter stuk aardoppervlak. Per vierkante meter heb je dus minder zonnewarmte, en daardoor wordt het minder warm.
Dat is ook de voornaamste reden dat het hier in de zomer warmer is dan in de winter. In de zomer staat de zon hoger aan de hemel, in de winter veel lager. In de winter wordt dezelfde hoeveelheid zonnewarmte verdeeld over meer vierkante meters, dus is het dan minder warm dan in de zomer.
Dit effect is groter dan het effect van de afstand tussen de zon en de aarde. Het is zelfs zo, dat de aarde in onze zomer verder van de zon staat dan in onze winter. Zie Bron, waar je kunt zien dat de zon in de zomer zo'n 3% kleiner lijkt dan in de winter, omdat ze dan verder van ons vandaan staat.
- Bronnen:
-
http://antwrp.gsfc.nasa.gov/apod/ap090703.html