De voormalig manager van "Barney" (een van de beroemdste darters van Nederland), Ad Schoofs, vertelde:
„Er bestaan meer spellen dan alleen het 501. Dit is wel het getal waarmee wordt gespeeld in de normale partijen die we vaak te zien krijgen. Maar er bestaat ook 301, dat is voor kortere wedstrijden. Er moet dan niet alleen worden geëindigd met een dubbel, maar ook worden begonnen. Verder bestaat er 701, dat wordt vaak gespeeld in partijen tussen koppels, en 1001, dat wordt gespeeld tussen volledige teams.”
Wat opvalt is dat elk getal eindigt op een 1. Dat is gedaan om het spel interessant te houden. Als er gespeeld zou worden met 500, zouden de darters constant op de '20'
kunnen blijven gooien. Dat zou ontzettend saai worden. Nu moeten de spelers verplicht ook naar een ander getal gooien. Interessanter en moeilijker dus.
Een dartshistoricus, de Engelsman Patrick Chaplin, legt uit: „In het allerprilste begin werden er gewoon drie pijltjes gegooid en degene met de hoogste score won. Maar het werd al snel ingewikkelder. Het originele spel was 301. Dit was afgeleid van het traditionele Britse kaartspel cribbage (een spel dat werd gespeeld tussen twee spelers en waarbij de score werd bijgehouden op een houten bord met gaatjes. Zo'n scorebord had aan beide kanten dertig gaatjes en in het midden één eindgaatje. De scores werden bijgehouden door ijzeren pinnetjes in de gaatjes te steken. Wie als eerste een pinnetje in het eindgat had, was de winnaar). Dat scorebord werd vroeger gebruikt om de dartsscores bij te houden. Omdat zestig een beetje te weinig was, moest je een aantal keren 'het bord rond'. Zo kwam men uiteindelijk uit bij 301 (5 maal 60 plus het eindgaatje). Toen later de scores op krijtborden werden bijgehouden en meer mensen gingen spelen, kwamen er steeds nieuwe varianten: 501, 601, 1001 enzovoorts.”
- Bronnen:
-
http://www.wegwijslezer.nl/php/question.ph...