Hiervoor geldt hetzelfde, als voor het kopen van dingen, of het afsluiten van contracten:
Minderjarigen zijn in beginsel alleen bevoegd zelfstandig rechtshandelingen te verrichten met toestemming van hun wettelijke vertegenwoordiger(s). Rechtshandelingen zijn handelingen waardoor rechten en plichten ontstaan, zoals kopen, huren en geld lenen.
De wetgever probeert aan te sluiten bij de praktijk van alle dag. Daarom wordt de toestemming verondersteld gegeven te zijn in gevallen waarbij dat in het dagelijks leven gebruikelijk is. Zoals bijvoorbeeld het kopen van een buskaartje, een filmkaartje of een schoolboek. De rol van de wettelijke vertegenwoordiger is dus vooral bij oudere minderjarigen een eind teruggedrongen.
Dat betekent dus, dat als je nog geen 18 jaar bent, en de verhuurder zou er een punt van maken, je de toestemming van je ouders moet kunnen aantonen.
Vraagt de verhuurder er niet naar, dan kan worden aangenomen dat die toestemming er is.
Maar dat is zijn verantwoording: de verhuurder moet er dus eigenlijk wel naar vragen.
Mocht bijvoorbeeld later blijken dat de toestemming van de ouders er niet is, dan moet de overeenkomst worden ontbonden.