Er waren mensen die stromend water in huis hadden. Dan praat je wel over een grote, grote uitzondering. Zij hadden dan een waterpomp in huis, waarbij ze het water putten vanuit het grondwater, recht onder het huis of van aanliggend open water
De meeste anderen waren aangewezen op het open water, uit kanalen, grachten en rivieren, of op een gemeenschappelijke put. Met het water dat je had ging je naar huis waar je het verder gebruikte vanuit emmers, kruiken en kannen.
Water vanuit open water (kanalen, grachten, rivieren) was niet al te smakelijk. Er werd ook de was in gedaan en ook leegde men de wc's in datzelfde water.
Jezelf wassen was niet gebruikelijk. Mensen dachten zelfs dat je er ziek van kon worden. Ook tandenpoetsen gebeurde niet. Water drinken was doorgaans onmogelijk, dus dronk men bier of wijn, ook kinderen. Dit water was door het brouwproces veilig om te drinken.
Men leefde dus niet zonder water, wel zonder waterleidingen. Je kunt makkelijk stellen dat mensen geen stromend water in huis hadden, maar wel water in emmers, kannen en kruiken.