Als het om een beweging gaat van punt A naar punt B, gebruiken we zijn.
Voorbeeld: Ik ben door rood gefietst.
Als het om een statische situatie gaat, gebruiken we hebben. In een statische situatie kunnen we wel springen of rennen, maar niet van punt A naar punt B.
Voorbeeld: Ik heb de hele dag gefietst.
- Bronnen:
-
http://www.dutchgrammar.com/nl/?n=Verbs.Au04
-
https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/verg...