Hiermee wordt bedoeld dat een huwelijk of een relatie tussen twee mensen van een verschillend geloof gedoemd is te mislukken, of in ieder geval zeer moeizaam zal verlopen.
Deze uitspraak werd met name veel gebruikt in de tijd van de verzuiling, in de 20ste eeuw.
Tot het einde van de jaren zestig van de 20ste eeuw is Nederland verdeeld geweest in "zuilen". Iedere zuil had zijn eigen ideologie met eigen scholen, verenigingen, partijen, vakbonden, omroeporganisaties, kranten, ziekenhuizen, enz.
Wie behoorde tot een bepaalde zuil, ging weinig tot helemaal nooit om met mensen uit andere zuilen. Trouwen met iemand buiten je eigen zuil, was in die tijd ongepast! Alleen in de politiek werd samengewerkt. Dit móest wel, omdat er anders geen meerderheden voor het uitvoeren van beleid konden worden gevormd.
De vier belangrijkste zuilen waren: de protestants-christelijke, de rooms-katholieke, de socialistische zuil en de liberale of algemene zuil. Tegenwoordig wordt soms ook gesproken van een islamitische zuil, maar het is de vraag of deze ook werkelijk bestaat.
Vanaf de jaren zestig is de invloed van de zuilen afgenomen. Dit heette de ontzuiling.
Tegenwoordig zijn de meeste mensen veel vrijer in het kiezen van hun (huwelijks)partner.