15 kaarsjes.
Brandde hoort er niet bij
Het onderwerp van de zin is degene die of datgene wat in de zin iets doet of is. Wat moeilijker gezegd: het onderwerp is degene die of datgene wat de werking van het gezegde verricht of van wie of wat die werking uitgaat. In de volgende zinnen is het onderwerp steeds gecursiveerd.
1. Sam speelt verstoppertje. (Sam doet iets)
2. Op donderdag is het restaurant bij mij op de hoek gesloten. (het restaurant bij mij op de hoek is iets)
3. Mijn moeder, die zelf uit Amsterdam komt, woont al dertig jaar in Rotterdam. (mijn moeder, die zelf uit Amsterdam komt, doet iets)
4. Het regent nu al dagen. (het doet iets)
5. Het probleem zijn de hoge kosten. (de hoge kosten zijn iets)
6. Mijn zusje gaat nooit naar de discotheek. (mijn zusje doet iets)
Zoals uit bovenstaande zinnen blijkt, kan het onderwerp bestaan uit een of twee woorden, maar ook uit langere constructies, zoals de zinnen 2, 3 en 5. Het onderwerp van de zin bevat een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord.
- Bronnen:
-
Onze taal