Het is de vertaling van het Hoogduitse Zukunftsmusik, wat omstreeks 1859 gevormd is om wagneriaanse muziek aan te duiden. Vervolgens kreeg het ook een figuurlijke betekenis, vooral in het Nederlands, ter aanduiding van iets dat in de toekomst kan gebeuren, maar in het geheel niet vaststaat; ”luchtkastelen”.
In 1848 was Weimar, ‘de stad van de toekomst’, komen te staan tegenover Leipzig, ‘de stad van het verleden’. Daar werd in het Gewandhaus en het Conservatorium der Musik het classicisme van Mendelssohn en Schumann gekoesterd. Franz Liszt maakte naam met pretentieuze programmamuziek en noemde zijn stijl samen met die van Richard Wagner ‘Neudeutsche Schule’. De ‘Leipzigerische’ muziek van Mendelssohn en Schumann vonden ze achterhaald. Zijzelf maakten Zukunftsmusik.
- Bronnen:
-
http://www.wnt.inl.nl/iWDB/search?actie=ar...
-
igitur-archive.library.uu.nl/dissertations...