Dit schilderij is geschilderd op doek. Zo'n doek werd eerst voorbereid door er een lijmlaag met kalk op te doen. Tegenwoordig zouden ze gesso gebruiken.
Daarna kon het schilderen beginnen. Het is hier olieverf en geen tempera. De verf maakten de leerlingen van de schilder. De verf werd gemaakt door eerst de pigmenten ( natuurlijke materialen zoals oker, op een vlakke steen met een andere steen fijn te wrijven ( zo'n wrijfsteen heet een rijder). Daarna werd de fijne kleurstof aangelengd met een olie, vaak lijnolie maar het kan ook een andere soort zijn. Vervolgens werd het schilderij voorzien van een imprematura, dat is een onderschildering in één kleur. En daarna kwam daar een tekening op, dus wat het uiteindelijk zou gaan worden. En daarna pas werd het schilderij echt geschilderd, dus werd de tekening zeg maar ingekleurd. Er werd gebruik gemaakt van penselen en een schildersstok. Een hele lange stok met een soort bal, maatje pingponbal met zeemleer overtrokken, aan het einde. Deze stok werd dwars over het schilderij gelegd zonder het aan te raken, vandaar die bal, en daarop kon de schilder zijn arm of pols laten rusten zodat hij niet wiebelde bij het aanbrengen van een fijne lijntjes of zo. Uiteraard stond het doek op een ezel en het doek zelf werd gespannen op een spieraam, dus de houten latten aan de achterkant.
Ik heb het een kunsthistoricusgevraagd, dus heb je nu behoorlijk gedetailleerde kennis van het hele proces!
Toegevoegd na 23 uur:
Plus een palet en een of meer paletmessen ( o.a. om oude verf van het palet te schrapen, soms ook verf van het doek te halen).