Het minimale wat je nodig hebt om te spreken, zijn je mond/kaakspieren, je stembanden, je borstspieren (i.v.m. ademhaling) en je longen (dit zijn organen).
Normaal gesproken gebruik je veel meer spieren, voor o.a. gezichtsuitdrukkingen, en verder spieren voor lichaamstaal (de woorden kracht bij zetten).