In de suikerfabriek krijgen de bieten eerst een bad en alle dingen die er tussen zitten die er niet in horen worden eruit gehaald. In één suikerbiet zit genoeg suiker om 35 klontjes suiker van te maken. De schone bieten worden in grote snijmolens in reepjes gehakt. Deze ‘suikerfrieten’ gaan via de lopende band naar een grote ketel, de broeitrog.
In het warme water in de ketel lost de suiker uit biet op. Er ontstaat een zoete soep. Deze zoete soep wordt ruwsap genoemd. Behalve suiker en water, zitten daarin ook andere opgeloste stoffen uit de bieten, zoals zout en eiwit. Het zout en eiwit worden eruit gefilterd, zodat puur suikerwater ontstaat, of dunsap.
Het dunsap wordt net zolang gekookt, tot het water is verdampt en er een dikke, zoete brij overblijft. Dit is het diksap. Een grote centrifuge scheidt witte suiker en bruine stroop uit die brij. De witte suiker wordt gedroogd en valt uiteen in kristallen. De droge kristalsuiker wordt verpakt en naar de winkel vervoerd. De stroop wordt verder ingedikt tot donkerbruine melassestroop.
- Bronnen:
-
http://www.spreekbeurtenstartpagina.nl/spr...