Gedrag dat wij 'onhandig' noemen kan meerdere oorzaken hebben. Het kan zowel een geestelijke als lichamelijke oorzaak hebben.
Lichamelijk kan dit komen doordat je een wat onhandigere motoriek hebt, maar het kan ook te maken hebben met het gezichtsvermogen of het gehoor.
Je goed bewegen kun je alleen maar als je vertrouwen in de ruimte om je heen hebt. Omdat te kunnen, moet je grip op alles hebben.
De invloed van het gehoor op de ruimte kun je merken in het verkeer. Als fietser kun je heel goed je hand uitsteken en links afslaan in de wetenschap dat er geen auto's aankomen, maar als een slechter gehoor hebt, kun je dit niet. Je moet je veel voorzichtiger bewegen.
Ook als je niet goed kunt zien, maakt dat je onzeker. Dit heeft niet alleen te maken met het goed zien van ver of dichtbij. Het heeft ook te maken met het goed kunnen zien en inschatten van breedten en diepten. Het ene kind kan alles perfect inschatten, loopt soepel tussen twee objecten door, terwijl het andere kind botst, want die ziet niet precies of hij er tussen past.
Verder is de motoriek van belang. Deze is niet bij iedereen even goed ontwikkeld. De ene persoon is ook veel soepeler dan het andere. Dat heeft soms ook andere oorzaken.
Maar onhandigheid kan ook komen doordat iemand weinig zelfvertrouwen heeft. Die persoon wordt vaak op zijn onhandigheid aangesproken. Dit maakt het er niet beter op. Dit gebrek aan zelfvertrouwen kan met verlegenheid en onzekerheid te maken hebben. Als je je bent van het feit dat je fouten kunt maken en ga je daardoor krampachtig proberen geen fouten te maken. Dit werkt vaak averechts. Ook mensen die in hun hoofd met van alles te gelijk bezig zijn, zijn vaak onhandig.
De oorzaken kunnen talrijk zijn, soms kan er ook wat aangedaan worden. Bij de motoriek kan dat het beste dat op jonge leeftijd gebeuren. Maar ook oefening baart kunst, dus als je in iets onhandig bent, helpt het wel om veel te oefenen.
Verder is elk mens uniek en heeft zijn eigen motoriek, karakter en talenten.
- Bronnen:
-
pedagogische werkervaring