De uitvaartkosten vallen onder de schulden van de nalatenschap ( BW art 4: 7van de nalatenschap ( BW art. 4: 7 ).
De erflater kan bij testament twee dingen doen: een goed doel als algemeen erfgenaam benoemen of een legaat toekennen aan een of meer goede doelen. Tot algemeen erfgenaam benoemen betekent dat alle familieleden die eventueel zouden kunnen erven worden onterfd. Niet iedereen kan geheel onterfd worden ( en dus recht hebben op een legitieme portie): grofweg ouders, kinderen, kleinkinderen ( zie verder BW art. 4:10 en art 63) en dan speelt dus de vraag of de legitimarissen ( dus die kinderen etc) hun erfdeel opeisen ( aanvaarden) , verwerpen of beneficiair aanvaarden ( laten uitrekenen of er wel iets te erven valt, populair gezegd).
Stel dat ze allemaal de erfenis verwerpen, dan is het hele bedrag ter verdeling voor de legatarissen ( de goede doelen). Dan wordt dus alles onder hen verdeeld , na aftrek van alle boedelschulden en dus ook de uitvaartkosten.
Echter, is er bijv. een zoon die de kamer van de overleden vader in het verpleeghuis leeg haalt, dan heeft hij zijn erfdeel geruisloos aanvaard en wordt alles anders. Hij erft dan opeens wel ( eventueel alleen schulden die hij dan ook nog eens betalen moet ook!) en hij moet de legaten uitkeren als er nog geld zou overschieten.
Als alle erfgenamen hun legitieme opeisen is het de vraag of er voor de legaten nog iets overschiet.
Is er sprake van legaten, dan erft dus de door de wet aangewezen groep personen en zij moeten de legaten uitdelen. Als er te weinig in de boedel
is om de legaten uit te delen, worden eerst de schulden verrekend ( dus ook de uitvaart) en daarna wordt er gekort op de erfdelen. Eerst krijgen legitimarissen en als er dan nog iets overblijft krijgen pas de legatarissen, die goede doelen dus, naar verhouding de restjes.