Als jij veel geld hebt, en je buurman niet, dan kun je je buurman zo nu en dan wat geld lenen. Betaalt je buurman zijn schuld altijd netjes op tijd, en helemaal terug, dan kun je genoegen nemen met een lage rente. Je loopt immers geen risico, dat je buurman opeens zijn schulden niet meer kan betalen.
Gaat het een paar keer mis, of je hebt het idee dat je buurman meer leent dan hij ooit terug kan betalen, wil je hem misschien toch nog wel wat lenen, maar dan wil je een hogere rente, omdat je risico loopt.
Zo gaat het met de overheid en beleggers precies zo. De markt bepaalt de hoogte van de rente, en die komt min of meer automatisch tot stand. Als de overheid de zaken goed voorelkaar heeft, en beleggers hebben vertrouwen in de overheid, dan nemen ze genoegen met een lage rente. Krijgen beleggers het idee, dat het in Nederland dezelfde kant op gaat als in Griekenland, dan willen ze hun overtollige geld heus nog wel investeren in staatsleningen, maar ze willen dan wel een compensatie voor het risico dat ze lopen. Dat betekent dan een hogere rente.
Die 7% is een soort gemiddelde van staatsleningen van diverse landen. In landen waar de economie goed draait, en de begrotingen zijn op orde, is de rente veel lager dan 7%, en in landen waar Griekse toestanden dreigen, is de rente hoger dan 7%. Daarom is die 7% een soort ijkpunt.
Beleggers hebben een soort regel: heel veel geld verdienen (b.v. aan rente) betekent een hoog risico, en maar een beetje geld verdienen, betekent nauwelijks risico om je geld kwijt te raken.