Wanneer kinderen een jaar of 6/7 zijn, begint bij de meesten de onwrikbare vastheid van die overtuiging af te nemen. De twijfel slaat soms ineens toe( logisch nadenken bv. Als Sint nu door onze straat loopt, kan hij toch niet ook net op tv met de boot aankomen?), hoe graag ze er ook in zouden blijven geloven. Het begint met het besef dat Sinterklaas ook wel eens gespeeld wordt door een gewoon mens (geldt ook voor Pieten uiteraard) misschien zelfs door de eigen vader of moeder.
Maar het geloof is bijna nooit in een keer afgelopen, ook niet als de ouders ronduit vertellen hoe de vork in de steel zit. De magie van Sint en zijn Pieten heeft waarschijnlijk zoveel aantrekkelijks voor kinderen, dat ze dit beloftevolle geloof niet graag prijsgeven voor de werkelijkheid.
Dat ze zich op andere terreinen vaak niet makkelijk laten overhalen (je geeft niet aan welke terreinen) kan te maken hebben met het feit , dat ouders/opvoeders niet van meet af aan hebben beweerd dat datgene echt bestaat, wat bij het Sintgebeuren meestal wel zo is. Wat je er met de paplepel ingiet, is er zo maar niet uit.
Ook is er natuurlijk die heerlijke beloning van cadeaus en lekkernijen. Zogenaamde bewijzen van het bestaan!