Het gen voor 'rood' of 'niet rood' (zwart) zit op het x-chromosoom. Daar heeft een kater er maar één van (altijd geërfd van de moeder) dus als hij het heeft, is hij rood.
Een poes kán ook rood zijn, maar dan moet ze wel het bewuste gen van beide ouders geërfd hebben. Dat betekent dat de vader rood moet zijn, en de moeder óf rood, óf een schildpad/lapje. Andere combinaties maken geen rode poes.
Als een poes het gen voor rood maar van één ouder erft, gebeurt er iets bijzonders. Het gen is niet dominant (waardoor ze helemaal rood zou zijn) of recessief (waardoor ze helemaal niet rood zou zijn), maar iets er tussenin. Per haarzakje wordt óf het ene (rood) óf het andere (zwart) geactiveerd. Dat resulteert in een schildpadpoes of lapje.
Er zijn dus wel rode poezen, maar ze komen veel minder voor dan rode katers.