De veredelde vorm van de pruim, zoals wij die kennen, zijn kruisingen tussen de Aziatische soort en onze wilde sleedoorn en zijn in de middeleeuwen vanuit het Oosten naar Europa gekomen.
Soms zijn pruimenpitten onvruchtbaar, dat is aan het uiterlijk van de pit niet te zien en daarom mislukt het zaaien nogal eens.
Sowieso moet de pit stratificatie ondergaan, d.w.z. de pit moet enige tijd bewaard worden in een temperatuur van +1 en +6 graden (ze mogen namelijk niet te vroeg kiemen). De stratificatie zorgt er voor dat de pit eerst koude heeft gehad (biologische klok). Mocht het zaaien dan wel lukken en er wordt een pruimenboompje opgekweekt, zal men tevoren nooit weten welk ras (variëteit) er ontstaat, want pruimenpitten zijn niet zaadvast, vandaar dat kwekerijen uitsluitend vermeerderen door enting en nimmer uit zaad.