Ik neem aan dat je de knollen elk jaar uit de grond hebt gehaald en schoongemaakt hebt en ze na overwintering binnen in bijv. turf, weer hebt uitgepland omdat ze vorstgevoelig zijn en niet winterhard.
De knollen kun je ook zonder schoon en droog te maken met de aanhangende aarde laten overwinteren.
In mei, na de nachtvorsten, kan je dan de kralen, de jonge zijbolletjes dus, weer planten voor de opkweek van nieuwe knollen.
In elk geval moeten bollen en knollen om de 3-4 jaar, na de bloei, worden gerooid en gedeeld. Alleen bollen die in gras zijn verwilderd, kunnen 5-6 jaar in de grond blijven.
Bij het delen van de planten worden meteen de bijbolletjes
(klisters) en knolletjes (kralen) die voor de vermeerdering zijn bestemd, losgemaakt.
Klisters verschijnen aan de zijkanten van de bol, kralen zowel langs als bovenop de knol. Breek ze met je vingers van de moederplant af en sorteer ze op grootte. de hele kleine kan je het best weggooien.
Klisters en kralen van gladiolen zijn kwetsbaar dus die kan je niet meteen weer uitplanten. Die moet je dus opslaan, tot in half mei.
Kies dan een zonnig of licht beschaduwd stukje grond dat je de eerste jaren niet nodig hebt.
Graaf smalle sleuven waarvan de diepte varieert al naar de grootte van de klisters of kralen. De klisters van gladiolen zijn rel. klein, zet deze dan zo'n 5 cm. diep.
Leg 2 cm. zand op de bodem v.d. sleuf en plant de klisters of kralen met tussenruimten van 2x hun breedte. Bedek ze dan met een 2 cm.dikke zandlaag en vul de sleuven verder met tuinaarde.
Het zand bevordert de afwatering, maar maakt later ook het rooien makkelijker.
Het eerste jaar zullen klisters en kralen alleen blad vormen en geen bloemen: de grootste zullen gewoonlijk het tweede jaar bloeien. De kleine klistertjes/kralen doen er 1-2 jaar langer over. Plant ze dan over naar hun definitieve bestemming.
Ze zullen in elk geval hetzelfde zijn als hun moeder!