Je hoeft je thermometer er niet in te stoppen. Je kunt hem er ook tegenaan drukken. Of je stopt de thermometer er al in voordat je het spul afkoelt, en begint daarna pas met koelen.
Maar dat is allemaal het probleem niet. Het probleem is dat niets een temperatuur van het absolute nulpunt kan hebben.
In de quantummechanica kennen we namelijk het onzekerheidsprincipe (van Heisenberg). Dat houdt in dat fundamentele grootheden als plaats, impuls, en ook energie, niet met volledige zekerheid bepaald kunnen worden.
Dit onzekerheidsprincipe is geen beperking aan onze meetapparatuur; het is een kenmerk van de materie. Neem als voorbeeld een elektron. De plaats waar dat elektron zich bevindt, is onzeker vanwege het onzekerheidsprincipe. Wij zijn dan geneigd te denken dat het elektron op één bepaalde plek IS maar dat wij dat niet goed kunnen meten. Het elektron IS dan ergens, maar onze meting is niet 100% nauwkeurig.
Maar zo is het niet. In werkelijkheid kun je niet zeggen dat het elektron ergens IS. Zijn positie is fundamenteel onzeker. Het is "overal een beetje". Wel is het waarschijnlijker dat je het op de ene plek zult aantreffen dan op de andere plek, maar ondanks dat is het altijd "overal een beetje".
Wat heeft dit nu met het absolute nulpunt te maken? Wel, iets met een temperatuur van het absolute nulpunt heeft een thermische energie van nul. Exact nul. En dat mag niet, van het onzekerheidsprincipe. De energie kán dus niet exact nul worden. Wel heel laag, maar er *moet* onzekerheid zijn, dus exact nul is onmogelijk.
Daardoor kan geen enkel voorwerp, of zelfs maar een elementair deeltje, ooit worden afgekoeld tot exact het absolute nulpunt.