De lichtsterkte van een lichtbron neemt af met het kwadraat van de afstand: een lamp op twee maal de afstand lijkt 4 x zo zwak.
De zon staat op 8 lichtminuten afstand; dat is circa 0,0000171 lichtjaar. De zon lijkt een lichtbron die 32 grootteklassen helderder is dan de zwakste sterren die we ' s nachts nog kunnen zien (sterren van de 6e grootte, zie onder).
De dichtstbijzijnde ster staat op circa 4.27 lichtjaar afstand, wat ruwweg 250.000 keer zo ver weg is, en geeft ons (ervan uitgaande dat deze ster even veel licht als de zon uitstraalt) dus 1 : 62,5 miljard keer minder licht (dus het een-62miljardste deel van het zonlicht). De sterren die verder weg staan zien wij soms wel als helderder (omdat ze veel meer licht geven dan de zon) maar veel meer dan 1 20-miljardste deel van de zonlicht geven die felste sterren niet. Vele geven minder dan een triljardste, quadriljardste of quintiljardste deel.
Nu zijn er weliswaar enorm veel sterren, maar de minuscule hoeveelheden licht, al tel je ze bijeen, maken samen toch maar weinig licht. Met het blote oog zijn, onder de gunstigste omstandigheden, circa 5000 sterren verspreid over de gehele hemelbol te zien (maar wij zien slechts een halve, ergo 2500 die door een waarnemer op hetzelfde moment kunnen worden gezien. Dit zijn alle sterren tot de 6e grootte; plus de eventueel zichtbare planeten Venus, Jupiter, Mars, Saturnus en heel soms ook Mercurius). De sommering van al die kleine beetjes licht is dus onvoldoende om voor 'helder nachtlicht' te zorgen. Wat trouwens ook duidelijk blijkt bij volle maan: dan zijn er maar weinig sterren zichtbaar en met wat moeite kun je bij volle maan een boek lezen. De volle maan geeft ongeveer het 1/60.000e deel van het zonlicht.
Toegevoegd na 3 minuten:
Desondanks ervaart iedereen een nacht met volle maan nog steeds als een nacht.