Hoeveel leerlingen vanuit havo/vwo stromen gemiddeld door naar het vwo? En hoeveel leerlingen naar havo?

In 2010 stroomde meer dan 20 procent van de gediplomeerden uit de theoretische leerweg G/T) door naar het havo. Deze doorstroom van de gemengde/theoretische leerweg van het vmbo naar het havo neemt licht af.
In 2011 slaagde 86 procent van de reguliere kandidaten voor het eindexamen havo, terwijl dit slaagpercentage onder de doorstromers vanuit de gemengde/theoretische leerweg op 84 procent lag.


Van havo naar vwo is de opstroom vwo geringer: minder dan 5 procent van de havo-gediplomeerden zet deze stap. Ruim 3 procent van de vwo-examenkandidaten had in 2011 eerder een havo-diploma gehaald. Twee van de 5 Havo-opstromers heeft dus tusentijds afgehaakt.
De vwo-examenscores van de havo-gediplomeerden blijken gemiddeld 0,3 punt lager te liggen dan die van de gewone vwo’ers. Het slaagpercentage onder de havisten in het vwo lag in 2011 ruim 2 procent lager dan dat van reguliere vwo’ers.

Daar zul je geen betrouwbare getallen voor vinden en als je ze vindt hebt je daar weinig aan omdat het aan de insteek van de school ligt en of de school ook aparte VWO klassen heeft.

Er zijn scholen die geen aparte VWO klassen hebben of alleen voor de superintelligente kinderen en de rest gaat dan naar de Havo/VWO klas. Je kunt verwachten dat dan ongeveer de helft naar het VWO gaat.

Er zijn ook scholen die gewoon VWO klassen hebben en alle Havo'ers eerst in een havo/vwo brugklas zetten om ze een kans te geven maar de kinderen met een hogere cito uitslag gaan direct naar het VWO. De uitstroom naar VWO zal lager zijn dan bij het andere voorbeeld.

Een ander probleem is hoe de brugklasleerlingen met elkaar omgaan. Als het een klas is die elkaar stimuleert tot grote hoogtes gaan veel meer kinderen naar het VWO. Als het een klas is waar je vreemd aangekeken wordt als je hoge cijfers haalt of wellicht wel gepest zullen veel minder kinderen cijfers halen die hoog genoeg zijn voor het VWO. Zo kan dus ook de ene brugklas een hogere uitstroom hebben dan een andere terwijl de kinderen in principe even slim zijn.