Hét vraag- en antwoordplatform van Nederland

Kan iemand de nederlandse grammatica uitleggen?

En dan vooral de persoonsvorm in de verleden tijd, het voltooid deelwoord en het voltooid deelwoord gebruikt als bijvoeglijk naamwoord?

Verwijderde gebruiker
10 jaar geleden
861
Verwijderde gebruiker
10 jaar geleden
Grammatica krijg je vooral onder de knie door de regels door te nemen en veel te oefenen je kunt allerlei nuttige oefeningen vinden op cambiudned.nl jufmelis.nl. Als je via Google zoekt naar beoefenen van grammatica krijg je ook al erg veel resultaten!
Verwijderde gebruiker
10 jaar geleden
Meld je aan bij www.beterspellen.nl dat is leerzaam en leuk tegelijk.

Heb je meer informatie nodig om de vraag te beantwoorden? Reageer dan hier.

Het beste antwoord

Voltooid deelwoord

Het voltooid (of: verleden) deelwoord is een vormcategorie van het werkwoord. Voltooide deelwoorden maken deel uit van samengestelde werkwoordstijden: de voltooide tijd wordt gevormd door de persoonsvorm van het hulpwerkwoord hebben of zijn en het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord. Voorbeelden:

(1) Eerst na vijven heeft hij de koeien gemolken.

(2) Daarna zijn ze hard weggelopen.

Daarnaast worden voltooide deelwoorden in veel gevallen bijvoeglijk gebruikt. Soms zijn ze niet van bijvoeglijke naamwoorden te onderscheiden. Voorbeelden:

(3) een gerimpeld gezicht, weggegooid geld, een gemiste kans, bezet gebied, een geheven hoofd, een getrokken pistool, verloren moeite, bereden politie

Men onderscheidt ook wel de zogenaamde passieve deelwoorden. Deze zijn gelijk aan voltooide deelwoorden en drukken in combinatie met het hulpwerkwoord worden de lijdende vorm uit. Voorbeeld:

(4) Eerst na vijven werden de koeien gemolken.

Persoonsvorm verleden tijd

Als de persoonsvorm in de verleden tijd staat dan kan het werkwoord zowel sterk als zwak zijn. De zwakke werkwoorden zijn regelmatig (rennen-rende), de sterke werkwoorden zijn anders dan de regel (lopen-liep). De sterke werkwoorden moet je 'gewoon' onthouden.

Voor de zwakke werkwoorden geldt:
stam + te(n)
stam + de(n)

Eerst pak je de stam en daar zet je -te of -de achter. Daarna kijk je of het werkwoord in het meervoud of het enkelvoud staat, bij meervoud zet je er een 'n' achter bij enkelvoud niet.

werkwoord: rennen
stam: ren
ik rende
wij renden

't kofschip

Meestal weet je of de verleden tijd met -de(n) of -te(n) wordt geschreven. Als je het niet weet kun je 't kofschip gebruiken.

Als de laatste letter van de stam in het 't kofschip staat -> te(n) in de verleden tijd
Als de laatste letter van de stam niet in 't kofschip staat -->de(n) in de verleden tijd

Voorbeeld:
werkwoord: rennen
stam:ren

de n staat niet in het kofschip
dus: rende(n)

Let op met kofschip V, F, Z, S etc. Z staat niet in het kofschip, maar verhuisde is toch een S!

Bijvoegelijk gebruikt voltooid deelwoord

Een voltooid deelwoord kan als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden; een bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord.

Het voltooid deelwoord zegt dan iets over een zelfstandig naamwoord.

Je schrijft het woord op zoals je het uitspreekt; zo kort mogelijk.

Achter het voltooid deelwoord dat eindigt op -d of -t komt vaak een -e.
maken
gemaakt
de gemaakte les
(Lees meer...)
Verwijderde gebruiker
10 jaar geleden
Verwijderde gebruiker
10 jaar geleden
bedankt!!!
Verwijderde gebruiker
10 jaar geleden
Je kunt op de bronnen klikken om wat uitgebreidere info te lezen. Voor het voltooid deelwoord bijvoegelijk had ik niet meer voldoende ruimte (2500 tekens max)
Verwijderde gebruiker
10 jaar geleden
bedankt voor de moeite!!!!!!!!!!!!

Weet jij het beter..?

Het is niet mogelijk om je eigen vraag te beantwoorden Je mag slechts 1 keer antwoord geven op een vraag Je hebt vandaag al antwoorden gegeven. Morgen mag je opnieuw maximaal antwoorden geven.

0 / 2500
Gekozen afbeelding