Ik denk, dat we in een ver, ver verleden, heel veel meer met elkaar te maken hebben gehad.
Er zijn allerlei aanwijzingen, dat de mens ooit meer een waterdier geweest is, of in elk geval een amfibie.
De richting waarin onze lichaamsbeharing groeit, bijv - gestroomlijnd om door het water te glijden. Of de ademinhoudreflex van babies.
En dan de manier, waarop dolfijnen met mensen om gaan - met autistische kinderen, met drenkelingen, met zwemmers of surfers die door haaien aangevallen worden, en de stammen waar de dolfijnen samen met mensen de visvangst doen.
Er is een soort wederzijdse herkenning, waarbij het mij af en toe voorkomt, alsof dolfijnen geduldig wachten tot wij mensen wat slimmer worden in het hen begrijpen. Tot die tijd brengen ze ringen en ballen, en verbazen ons door vormen te herkennen die ze door hun echolocatie hebben gezien door kratten of dozen heen.
Zij hebben ons allang "door" voor wij iets in de gaten hebben - of je zwanger bent, of je ontbeten hebt. Een vriend heeft in de tijd dat er nog dolfinaria waren met dolfijnen gewerkt, en die vertelde, dat, als hij 's morgens binnenkwam met een rotbui, de dolfijnen al aan de andere kant van het basin waren vóór hij zelfs maar het licht had aangedaan.
Door hun moeiteloze bewegen en het duidelijke plezier wat ze in hun leven hebben, als ze spinnend sprongen maken, en natuurlijk door de "smile" van hun mond, word je al blij. En het feit, dat ze naar ons toe komen : dieren hebben geleerd bang voor ons te zijn, en het geschenk dat een dier je geeft door vol vertrouwen naar je toe te komen, geeft ons iets van dankbaarheid, verwondering, en een gevoel van geluk. Of dat nou een vogeltje is dat op je hand komt zitten, of een eekhoorn die een pinda komt halen, of dolfijnen die in je boeggolf surfen. Het maakt je blij. Vooral, omdat die hele grote oceaan hun wereld is, en wij er met ons piepkleine bootje als een speldenknop op ronddobberen, en toch komen ze naar ons toe.